Na een periode van hoogconjunctuur, fuck the context, gevolgd door het conservatief vasthouden aan het bestaande, volgt nu wellicht een fase van het intelligent, creatief en gewaagd herinterpreteren van het naoorlogse toekomstig erfgoed.
Veel woonwijken die na de Tweede Wereldoorlog gebouwd zijn, zijn niet meer van deze tijd. Ze zijn grotendeels gebouwd voor doorsneegezinnen: vader, moeder, twee kinderen. In tegenstelling tot de hedendaagse tijd waarbij de Nederlandse bevolking voor bijna 40 procent uit eenpersoonshuishoudens bestaat. Daarnaast hebben we te maken met een toenemend aantal alleenstaande ouderen. Waarop deze wijken, qua voorzieningsniveau en toegankelijkheid niet zijn berekend. De hedendaagse naoorlogse woonwijken hebben sociale netwerken – via de kerk, via buren, via verenigingen, de lokale bakker en slager die vaak zijn weggevallen en dat werkt vereenzaming/vervreemding in de hand. Verschillende bevolkingsgroepen leven hierdoor langs elkaar heen wat zowel sociaal als ruimtelijk niet gewenst is.
Wanneer we statistisch kijken naar het aantal m2 naoorlogse woonwijken dan blijkt dat bijna de helft van de Nederlandse woningen in deze wijken staan. Deze woonwijken moeten daarom grondig worden aangepakt om er weer een goede, gezonde leefomgeving van te maken, voor ouderen, kwetsbare groepen en starters. Bij uitstek in steden met een hoge mate van gentrification, liggen kansen in de naoorlogse woonwijken voor starters/gepensioneerden en mensen uit de onderkant van de maatschappij die de woningen in de binnenstad niet meer kunnen betalen. De naoorlogse woonwijken hebben namelijk heldere structuren die met uitstek geschikt zijn voor verandering en adaptatie.
De na-oorlogse woonwijk heeft dus baat bij nieuwe typologieën, nieuwe dichtheden en variërende buitenruimte waar mensen elkaar weer kunnen ontmoeten. Bijvoorbeeld het transformeren van de naoorlogse stempel naar een woonblok typologie met collectieve binnenplaatsen en open plinten die uitnodigen om een stap naar binnen te zetten. Of het nu gaat om portiekflats uit de jaren vijftig, om bloemkoolwijken uit de jaren zeventig of vinexwijken uit de jaren negentig, allen hebben een ‘monofunctioneel’ karakter. Ze zijn alleen geschikt als woonwijk! Maar in de toekomst moeten ook combinaties van wonen/werken/commerciële activiteiten/creativiteit en zorg mogelijk worden gemaakt in deze wijken. Het vraagt dus om een nieuwe benadering om naoorlogse woonwijken toekomst bestendig te maken.
Hierdoor kan het huidige karakter van deze wijken veranderen, tot verdriet van stedenbouwkundigen die hechten aan de architectonische/stedenbouwkundige geschiedenis. Echter liggen er kansen om juist door te bouwen op deze stedenbouwkundige kwaliteiten en ze te voorzien van stedelijke dichtheden die de stad/wijk/ensemble verder en succesvoller kan maken. Deze wijken zijn namelijk ideaal voor nieuwe ontwikkelingen. Bijvoorbeeld het verbeteren van de lokale zorg in deze woonwijken en het aanbrengen van duurzame schillen om de veelal sociale huurwoningen een beter en duurzamer karakter te geven. En het transformeren van bergingen op het maaiveld naar kleine detailhandel, creatieve ateliers of kleine zorgaanbieders.
De casus speelt zich af in Amsterdam Noord en speelt in op de toekomstige bouwopgave van Amsterdam. Door middel van hogere dichtheden en programma aan te brengen biedt dit kansen om nieuwe doelgroepen en woonmilieus aan te trekken tot de stad. Daarnaast zal het kijkgroen dat tussen de bebouwing staat getransformeerd worden naar halfverdiepte parkeergarages met op het dak een collectieve binnentuin. Deze kunnen ervoor zorgen dat het parkeren wat meestal in het beeld staat, vervangen wordt door collectieve binnentuinen. Door de parkeerplaatsen en de bergingen opnieuw te ordenen levert dit niet alleen veel kwaliteiten op aan de plint en de binnenkant van de naoorlogse stempel maar ook voor de wijk en stad. Dit levert niet alleen een hoger voorzieningsniveau op maar vooral ook andere kwaliteiten en nieuwe belevingswaarden op het maaiveld.